Lisse, 29 mei 1978.

Geachte Parochieraad,

Bij deze willen wij u onze onvrede kenbaar maken omtrent uw beslissing om mevrouw B. Kortekaas-Stevens niet voor te dragen als kandidaat voor de pastorale school te Noordwijkerhout.
Haar aanvraag tot voordracht voor de cursus is aanvankelijk door de voorzitter niet door gegeven aan de Parochieraad, zodat men bij het zoeken naar kandidaten niet over alle noodzakelijke informatie beschikte. Na herstel van dit verzuim heeft de Parochieraad bij monde van haar voorzitter aan mevrouw Kortekaas laten weten dat geen voordracht kon geschieden omdat zij: "extreem" zou zijn, voorts zou gezien worden als een "herder met pistool op de kont", bovendien "te nadrukkelijk" en "met een groepering achter zich."

't Merkwaardige in deze zaak is, dat, waar overal hogelijk gewaardeerd wordt wanneer mensen zich willen bekwamen voor het werk waar ze mee bezig zijn, dit binnen onze parochie niet het geval is. Men meent zelfs motieven te hebben om iemand het verwerven van een zekere deskundigheid te onthouden. Motieven, waarvan je je afvraagt, wie dan wel zou kunnen uitmaken wanneer iemand extreem en nadrukkelijk is of een hardhandige herder.
Bovendien, wat betekenen deze motieven? Ze kunnen met evenveel recht en/of gemak tot positieve punten verklaard worden:
"extreem" kan zijn: kritische vragen naar het "waarom", "niet zachtzinnige herder" kan uitgelegd worden als: strijdbaar opkomen voor bepaalde mensen en zaken, "nadrukkelijk" betekent mogelijk: weten wat je wil, duidelijk zeggen waar je staat, "met groepering achter zich" houdt hier in: er zijn mensen die vertrouwen hebben in deze vrouw. En is daar iets op tegen?

Wij begrijpen dat sommige beslissingen moeilijk zijn, wij hebben waardering voor uw werk, maar geloven ook dat, waar mensen werken, fouten kunnen worden gemaakt.
Hier geloven wij in een onjuiste beslissing van uw kant.