Bureau COPLA

Ad Hoc Commissie Coördinatie & Planning
Welzijnsbeleid Noord-Holland

Vraagpuntennotitie

notitie bedoeld als leidraad voor ambtelijk & bestuurlijk overleg
m.b.t. de radendiscussie noord-holland, en de raad voor jeugd & jongeren
n.a.v. de nota perspectieven

met antwoord van de raad voor jeugdbeleid nh

 

Jaap Broers & Bart van Rooijen,
Bureau COPLA,
stellers van deze vraagpunten-notitie:

”De vragen moeten gezien worden als een poging om verduidelijking te verkrijgen over de door de Raad gedachte functies en over de daarmee mogelijk reeds nu opgedane ervaringen. We verwachten op vooral de vragen gesteld onder 4 en 5 nog geen uitgewerkte en afgeronde antwoorden".

1.    De adviesfunctie.

De raad stelt zich onder meer tot taak, een adviesfunctie te vervullen. Deze komt neer op het gevraagd en ongevraagd geven van advies aan overheden,  organisaties, instellingen en individuen. Advisering van de (provinciale) overheid is gericht op verhoging van het democratisch en rationeel gehalte van het overheidsbeleid.

  • a.
    Wat is de aard en de omvang van de in de afgelopen tijd uitgebrachte adviezen?
     
  • b.
    Wat is de toegevoegde waarde aan het provinciaal jeugdbeleid van de aan de overheid uitgebrachte adviezen, of anders geformuleerd: Wat is het kwalitatieve verschil tussen de situatie, waarin de Jeugdraad wel en waarin hij niet de adviesfunctie vervulde?
     
  • c.
    Hoe ziet de Jeugdraad de adviesfunctie aan de provinciale overheid in de toekomst?
     

2.    De ontwikkelingsfunctie

Enerzijds is de ontwikkelingsfunctie een taakelement van de zogenaamde steunfunctie. De Raad stelt echter, geen steunfunctie te willen vervullen.
Anderzijds is de ontwikkelingsfunctie opgenomen in het takenpakket van het ondersteuningsinstituut.

  • Vraag:
    Wat zijn de activiteiten van de Jeugdraad, die voortvloeien uit de ontwikkelingsfunctie en die niet kunnen worden verricht door andere instellingen met eenzelfde taakstelling?
     

3.    de planningsondersteunende functie

De po-functie heeft tot nu toe vorm gekregen in de zeer omvangrijke taak van het voeren van het inhoudelijk secretariaat van een adviescommissie in het kader van de scw-planning. Het betreft hier echter een vierjaarlijkse activiteit die in dit geval door de Raad is uitgeoefend maar eventueel ook door anderen verricht zou kunnen worden.
 

  • Vraag:
    Welke inhoud geeft de Raad aan de po-functie zodanig, dat een meerwaarde tot stand komt ten opzichte van po-activiteiten van andere instellingen?
     

4.    het activiteitenpakket

  • Vraag:
    Zou aangegeven kunnen worden welke concrete activiteiten zijn verricht en gepland in het kader van de vulling van de drie hoofdfuncties?
     

5.    de interne organisatie

  • a. Hoe staat het met de ontwikkeling van het platform,
        uit welke organisaties/instellingen of personen is het tot nu toe samengesteld?
  • b. Hoeveel werkgroepen zijn er gevormd, hoe is de samenstelling en wat is het onderwerp dat ze behandelen?
  • c. Hoeveel klankbordgroepen zijn er gevormd en hoe is de samenstelling?
  • d. Wat is de grondslag waarop de verschillende onderdelen van de Raad
        (Dagelijks Bestuur, de Raad, werkgroepen en klankbordgroepen)
        worden bemand?
        - op basis  van deskundigheid en zo ja, welke?
        - op basis van vertegenwoordiging en zo ja, welke?
  • e. Wat is de frequentie van samenkomst van de verschillende eenheden binnen de Raad?
  • f.  Is er sprake van een bepaalde bevoegdhedenverdeling over de verschillende eenheden, zo ja, welke?
  • g. Welke werkwijze wordt door de Jeugdraad gehanteerd:
        de manier van consensusvorming of meerderheid van besluit via stemming?


Tot slot:

Met de beantwoording van bovenstaande vragen kan wellicht een eerste aanzet tot en een mogelijke richting gegeven worden aan het te houden overleg over de toekomst van de Raad voor Jeugd en Jongeren in de provincie Noord-Holland.  

haarlem, 9 juli 1982, Jaap Broers & Bart van Rooijen

 

 

inleiding de notitie nader bekeken

antwoord van de raad voor jeugdbeleid nh


 Aan het College van Gedeputeerde Staten Noord-Holland
Provinciehuis, Haarlem  

Geacht College,

Hieronder gelieve U de reactie van de Raad aan te treffen op uw vraagpuntennotitie
betreffende de nota “Perspectieven” en de beleidsontwikkelingen van de Raad:  

Ter inleiding:
  
Op basis van een voorontwerp voor de beleidsnota “Perspectieven” heeft op 28 augustus 1981 een gesprek plaatsgevonden tussen het College van GS en het bestuur van de Raad.

Bij monde van de gedeputeerde Cees Korver deelde het College mee, in grote lijnen de ideeën van het voorontwerp te kunnen onderschrijven:

  • De Provincie heeft behoefte aan een instantie die op grond van concrete problemen gedachten kan aandragen voor een provinciaal jeugdbeleid; de platformgedachte spreekt zeer tot de verbeelding.
  • Het voorontwerp gaf GS voldoende vertrouwen om het eigen ontwerp van een standpunt over de plaats en de functie van de Raad in te trekken.

Mede gesterkt door dit gesprek legde het bestuur van de Raad in september 1981 een beleidsconcept voor met als basisidee:

  • Het bevorderen van actieve en effectieve deelname van de jeugd aan het maatschappelijke gebeuren en het bewaken van hun ruimte;
  • Het bevorderen van een integraal overheidsbeleid ter verbetering van het algemene jeugdwelzijn;
  • Het mede bevorderen van een samenhangende en evenwichtige voorzieningsstructuur in de provincie.

De Raad identificeert zich daarbij niet met de overheid, noch met de afzonderlijke instellingen van het particuliere initiatief, maar bepaalt als orgaan binnen de welzijnsvoorzieningenstructuur ondubbelzinnig zijn plaats vanuit het belang van jeugd en jongeren.

Vanuit dat belang zal de Raad een kritische en constructieve bijdrage leveren aan de ontwikkelingen van het welzijnsbeleid.
 

Om zijn doelstellingen te kunnen uitvoeren, stelt de Raad zich:

  • de adviesfunctie,
  • de ontwikkelingsfunctie
  • de planningsondersteunende functie.

Om constructief te kunnen werken op het brede welzijnsterrein stelt de Raad zich voor, Werkgroepen, Secties, Commissies te vormen rondom een bepaald thema/probleemveld. Van daaruit kunnen initiatieven worden ontwikkeld voor overheid en particuliere instellingen. De Raad erkent de eigen verantwoordelijkheden van overheid en particulier initiatief; wil niet inbreken in ambtelijke taken, noch optreden als zelfopgeworpen belangenbehartiger van instellingen.

Op 21 oktober 1981 is de nota “Perspectieven” aangeboden aan GS. Op 16 maart 1982 bevestigden GS de ontvangst en deelden mee met genoegen kennis te hebben genomen van de voornemens om het takenpakket van de Raad te ontwikkelen in de richting van een overlegplatform. GS willen de Raad de gelegenheid geven om tot 1 februari 1983 de platformgedachte verder gestalte te geven en laten een nader standpunt zowel met betrekking tot de nota “Perspectieven” als met betrekking tot de toekomst van de Raad van de vorderingen afhangen.

Tevens zegt het College:

”Wij plaatsen de huidige ontwikkelingen bij de Jeugdraad in het bredere kader van de lopende discussie over de plaats en taak van de raden in het provinciaal welzijnsbeleidsysteem. De uitkomst daarvan zal uiteindelijk medebepalend zijn voor de mogelijke plaats en taak van Uw raad in het geheel."

Om op de hoogte te kunnen blijven van de vorderingen die de Raad maakt, stelt het College een overlegprocedure voor in twee fasen:

  1. een informatief overleg over de stand van zaken in juni; 
  2. een definitief overleg in oktober.

Aan beide overleggen kunnen één of meer overleggen op functionarissenniveau vooraf gaan. Als uitgangspunt voor het eerste overleg wordt een “vraagpuntennotitie” toegezegd. Op 13 juli 1982 bereikte deze notitie de staf met een uitnodiging voor een overleg op 16 juli. Dit overleg dat door de staf positief werd gewaardeerd, is gevolgd door een tweede, even constructief overleg.
 

De vraagpuntennotitie nader bekeken.

De notitie bevat een fors aantal vragen, ondergebracht in vijf punten:

1. de adviesfunctie,     2. de ontwikkelingsfunctie,     3. de planningsondersteunende functie,
4. het activiteitenpakket,             5. de interne organisatie  

De vragen zijn duidelijk gesteld ter nadere gedachtebepaling om in open overleg verdere vorm te geven aan mogelijke plaats en taken van de Raad. De Provincie heeft er begrip voor, dat de Raad binnen een jaar na het uitbrengen van de nota “Perspectieven” nog niet in staat kan zijn om een volledig uitgewerkt beleidsplan op tafel te hebben.

Daarnaast hecht de Provincie er aan, dat de Raad het particulier initiatief in ruime mate betrekt bij zijn beleidsontwikkelingen. In dat kader kunnen de vragen dan ook gezien worden als waardevolle suggesties.

1. de adviesfunctie.

  • a. Wat is de aard en de omvang van de in de afgelopen tijd uitgebrachte adviezen?

    "De afgelopen tijd" beperkend tot de vijftien achterliggende maanden kan het volgende hierover gezegd worden:
    De Raad adviseert gevraagd en ongevraagd de overheden, instellingen en particulieren.
    Zoals al gezegd, is de Raad daarin zeer beperkt.

    Adviseren naar de overheden:
    De Rijksoverheid vraagt een enkele maal om advies. Dat was het geval bij het verschijnen van het gemeenschaps-takenplan "Werk mee" van de Minister van CRM.
    In ICJ-verband (Interprovinciaal Contact Jeugdraden) en in relatie met de Nationale Raad voor het Jeugdbeleid worden ook commentaren en adviezen ontwikkeld (Kiezels of tegels, Schrikkeljaar, Raamnota Jeugdbeleid). Bij de bezuinigingsoperatie in het kader van de begrotingsbehandeling van CRM voor 1982 heeft de Raad zowel de Minister als de Vaste Tweede-Kamercommissie commentaar & advies gegeven.
    Voor de provinciale overheid heeft de Raad advies uitgebracht met betrekking tot het begrotingshoofdstuk "Jeugd- en Jongerenwerk" voor 1982 net als in de daaraan voorafgaande jaren. Dit is vanaf 1983 niet meer gedaan voor, omdat de Raad het opstellen van een begrotingshoofdstuk een taak van de Griffie acht.
    De Raad zal zonodig wel commentaar geven of daarover advies uitbrengen aan de Staten(commissie). In dit kader wil de Raad zijn voornemen kenbaar maken,  het College van GS  in de loop van 1983 nader te adviseren over het ontwikkelen van een provinciaal jeugdbeleid.
    Als adviseur van de Commissie Fonds Jeugdaccommodaties gaf de Raad adviezen over de aanvragen. Deze taak is in 1980 door de Griffie voorlopig overgenomen. Die voorlopigheid schijnt een wat permanent karakter te krijgen.
    Aan de afspraak met de GS om in ambtelijk overleg de behoefte aan en de mogelijkheden voor een selectieve adviesaanvrage te bezien, is kortelings enige vorm gegeven. Naar aanleiding van deze vragen zouden wij voorts in het kader van de jeugdaccommodatie willen opmerken, dat de door de Raad uitgebrachte accommodatienota nog steeds niet in behandeling is genomen.

    Wij verzoeken U dringend, er bij de vernieuwing van Uw accommodatiebeleid aandacht aan te besteden en zouden U bovendien graag nader adviseren in verband met nieuwe tendensen die zich in het sociaal-cultureel werk voordoen.
    In het kader van de provinciale planning en programmering van het specifieke welzijn heeft de Raad op de voorontwerpplannen commentaar uitgebracht. Ook over de emancipatienota is advies uitgebracht.
    Gemeentelijke overheden benaderen regelmatig de Raad met een verzoek om advies in het kader van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening, artikel 8. In de nieuwe opzet gaat een aparte werkgroep zich met deze adviesaanvragen bezig houden.
    De Raad wordt ook vaak benaderd met vragen over het ontwikkelen van een lokaal jeugdbeleid. Naast de met het ICJ uitgebrachte nota over plaatselijk jeugdbeleid wordt dan in eerste instantie literatuuropgave verstrekt.
    Voorts komen er subsidieverzoeken vanuit gemeenten of vragen om advies met betrekking tot een te formuleren B&W-standpunt.

    Adviseren naar instellingen.
    Door uiteenlopende instellingen wordt de Raad benaderd met verzoeken om advies inzake het verkrijgen van subsidies voor projecten, bouwplannen of exploitatietekorten. Daarnaast komen er steeds meer verzoeken om commentaar of advies met betrekking tot uitgebrachte rapporten of nota’s. Waar dit past binnen de beperkte ruimte, worden deze verzoeken gehonoreerd.
    Een aparte plaats wordt ingenomen door het Nationaal Jeugdfonds, dat subsidieverzoeken van Noord-Hollandse instellingen voorlegt aan de Raad Adviezen en particulieren. Hiervoor geldt hetzelfde als voor adviezen aan instellingen
     
  • b. Wat is de toegevoegde waarde aan het provinciaal jeugdbeleid van de aan de overheid uitgebrachte adviezen;
    of anders geformuleerd: Wat is het kwalitatieve verschil tussen de situatie,
    waarin de Jeugdraad wel en waarin hij niet de adviesfunctie vervulde?

    Antwoord: Allereerst dienen we hier een onderscheid te maken tussen de directe en de indirecte waarde.
    Van directe waarde voor provinciaal jeugdbeleid zijn de adviezen rechtstreeks aan de provincie uitgebracht; van indirecte waarde voor het provinciaal beleid zijn de adviezen aan anderen uitgebracht.
    Daarbij zij overigens opgemerkt, dat de waarde niet alleen wordt bepaald door de kwaliteit van het advies, maar ook door de waardetaxatie van de ontvanger en de plaats die deze er aan geeft in zijn besluitprocedure.
    Overigens kan met GS worden geconstateerd, dat er van een breed jeugdbeleid in de provincie nog nauwelijks sprake kan zijn. Enerzijds de decentralisatie, anderzijds het in volle ontwikkeling zijnde denken over welzijnsbeleid hebben het belang van een integraal (jeugd)welzijnsbeleid duidelijk gemaakt. Via de Adviescommissie heeft de Raad een aantal elementen voor een provinciaal jeugdbeleid aangedragen.
    Praten over de waarde van adviezen kan alleen aan de hand van objectieve normen. De directe en indirecte waarde zal afhangen van de mate waarin de Provincie bereid is enerzijds de Raad zodanig van middelen te voorzien, dat hij zijn deskundigheden vorm kan geven, anderzijds de Raad te kennen in beleidsvoornemens ten aanzien van het jeugdwelzijn.
    Een indirecte waarde wordt duidelijk door het belang dat het Nationaal Jeugdfonds hecht aan de uitgebrachte adviezen.
     
  • c. Hoe ziet de Jeugdraad de adviesfunctie aan de provinciale overheid in de toekomst?

    Antwoord: Als het aan de Raad ligt, wordt hij in de toekomst door de Provincie gekend in haar beleidsvoornemens. Niet alleen in zaken betreffende het sociaal-culturele jeugd- & jongerenwerk, doch ook in zaken die andere sectoren van jeugdwelzijn betreffen. De Raad zou in diverse stadia van de beleidsontwikkeling een inbreng kunnen hebben;

    - in het voorontwerp van een GS-standpunt,
    - in het ontwerpstandpunt voor een commissiebehandeling,
    - of in het stadium dat een zaak aan de Staten wordt voorgelegd.

    De Raad wil zijn adviezen ontwikkelen op basis van een eigen deskundigheid, verworven door zowel theoretisch inzicht, uitgebreide contacten met het veld van uitvoerend werk en door een naar werksoorten en disciplines brede samenstelling van de Raad. De adviezen zullen worden ontwikkeld in overleg met het betreffende veld via daartoe in te richten werkgroepen en zullen worden getoetst aan criteria voor een breed samenhangend beleid, gezien vanuit het belang voor jeugd en jongeren.
    De Raad wil een creatieve denktank zijn voor de overheid en een stimulerende tegenspeler.  

 

2. De ontwikkelingsfunctie.

Enerzijds is de ontwikkelingsfunctie een taakelement van de zogenaamde steunfunctie. De Jeugdraad stelt echter geen steunfunctie te willen vervullen.
Anderzijds is de ontwikkelingsfunctie opgenomen in het takenpakket van het ondersteuningsinstituut.

Vraag:
Wat zijn de activiteiten van de Jeugdraad, die voortvloeien uit de ontwikkelingsfunctie en die niet kunnen worden verricht door andere instellingen met eenzelfde taakstelling?

Antwoord:
De Raad heeft altijd gezegd geen steunfunctie te willen vervullen in de zin van het direct willen werken aan de verbetering van de kwaliteit van het plaatselijk sociaal-cultureel werk.
Enerzijds omdat er in de provincie al prima steunorganisaties zijn, anderzijds omdat dit de Raad zou beperken tot het (uitvoerend) sociaal-cultureel werk. Jeugdwelzijn is breder en voor het uitvoerend sociaal-cultureel jeugdwerk zijn op provinciaal niveau veel steunorganisaties met veel denominaties al actief.

Het naast elkaar zetten van de ontwikkelingsfunctie van de steunorganisaties van het sociaal-culturele werk en die van het Ondersteuningsinstituut kan toch niet beduiden, dat er voor de Raad geen ontwikkelingsfunctie zou kunnen zijn? Niet alleen is de Raad met GS van mening, dat een grens tussen de inhoudelijke steunfuncties en instrumentale steunfuncties nauwelijks getrokken kan worden (zie blz. 8 van het IODP); de Raad heeft daarnaast bovendien de ervaring, dat er in dat grensgebied nog hele stukken niemandsland liggen, waar noch inhoudelijke, noch instrumentele steunfuncties werkzaam zijn.

Bijvoorbeeld:
 "Brugjaar Schoolverlaters"
De Raad signaleert op een aantal plaatsen in Nederland experimentele projecten om werkloze schoolverlaters een jaar de gelegenheid te geven zich te oriënteren op de arbeidsmarkt en andere sectoren van de samenleving. De Raad bestudeert die projecten, ontdekt een manco in Noord-Holland en neemt het initiatief tot het ontwikkelen van
een dergelijk project in eigen provincie.

Dit voorbeeld is aan te vullen met te ontwikkelen
of reeds lopende projecten voor:
Noord-Hollandse jeugdbonden.
politiek jongerenwerk,
meidenwerk,
allochtone jongeren,
jongeren uit minderheidsgroepen,
lokale jeugdraden,
maatschappelijk jeugdwerk,
medezeggenschapsraden
schoolkrantredacties
 enz.

De Raad heeft overigens nooit gezegd, géén steunfunctie te willen vervullen zoals die staat omschreven in artikel 3 lid 2 van de Rijksbijdrageregeling voor het sociaal-culturele werk:

“onder steunfunctie wordt mede begrepen de begeleiding welke gericht is op samenwerking of integratie van sociaal-culturele activiteiten met andere activiteiten of voorzieningen op het terrein van zorg, educatie of recreatie”.

Een steunfunctie in die zin overschrijdt het sociaal-culturele werk, wat de Raad ook voorstaat.

Vraag:
Wat zijn de activiteiten van de Jeugdraad, die voortvloeien uit de ontwikkelingsfunctie en die niet kunnen worden verricht door andere instellingen met eenzelfde taakstelling?

Antwoord:
In ons commentaar op de inleiding van deze vraag ligt al een deel van het antwoord besloten. Er zijn geen instellingen met eenzelfde taakstelling als de Raad, hoewel er soms vergelijkbare elementen voorkomen. Er is nog veel te ontwikkelen voor jeugd en jongeren in de provincie.
Buiten de al genoemde projecten denken we nog steeds aan jeugdwerkloosheid, jongerenhuisvesting, kinderhulpverlening, drop-outs, onderwijsvernieuwing (niet slechts structureel of methodisch, maar vooral ook inhoudelijk), mondiale vorming, kaderwerving.

In een dynamische maatschappij zullen vraagstukken naar boven blijven komen. Vaak zal kunnen worden volstaan met het gevoelig of probleemvriendelijk maken van het bestaande voorzieningenaanbod. Soms zal de Raad zich langer met een project bezighouden, omdat er geen of onvoldoende voorzieningen zijn.
 

3. De planningsondersteunende functie.

De Raad heeft inderdaad een uiterst omvangrijke taak gehad in het vervullen van het secretariaatschap van de adviescommissie Sociaal Cultureel Werk en Jeugd- & Jongerenwerk. De Raad heeft deze taak op zich genomen, mede vanuit het belang dat GS aan de planningsondersteunende functie van de raden hecht (zie Welzijnsnota).
De Raad achtte zich bovendien bij uitstek geschikt voor deze taak, juist vanuit zijn reeds omschreven (bladzijde 5), specifieke deskundigheid.

Wij vragen ons daarom af of de opmerking:
“Het betreft hier echter en vierjaarlijkse activiteit die in dit geval door de Raad is uitgeoefend, maar eventueel ook door anderen uitgeoefend zou kunnen worden”,
recht doet aan enerzijds het continue leerproces van de voortschrijdende democratisering dat de overheid met de decentralisatie- & participatiepolitiek beoogt, anderzijds aan de plaats en het eigen karakter van de Raad.

Dat het om een vierjaarlijkse activiteit gaat neemt niet weg, dat er ook jaarplannen door de Provincie moeten worden ontwikkeld. Daarnaast gaan er ook voor andere werkvelden procedures lopen. Ook daarin kan de Raad actief meewerken om het belang van jeugd en jongeren te bewaken. De adviescommissie jeugd- & jongerenwerk heeft overigens te kennen gegeven, als werkgroep door te willen gaan om verdere ontwikkelingen van het welzijnsbeleid te kunnen volgen. Zij heeft de wens geuit daarbij door de Raad te worden gesteund.
 

4. Het activiteitenpakket.

Vraag:
Zou aangegeven kunnen worden welke concrete activiteiten zijn verricht en gepland in het kader van de vulling van de drie hoofdfuncties?

Antwoord:
Voor een overzicht van activiteiten verwijzen we naar de aan de Raad voorgelegde werkplannen & -overzichten van februari en juli 1982. Daarbij zij nog opgemerkt, dat de beleidswerkgroep in september een concept zal ontwikkelen voor een beleidswerkplan dat in oktober of november aan de Raad zal kunnen worden voorgelegd.
In dit plan zullen ook de verworvenheden uit de discussies met GS verwerkt zijn.

Het beleidswerkplan zal naast beleidsideeën een nadere uitwerking bevatten op basis van een prioriteitenstelling van de taken en werkzaamheden die de Raad zich voor de komende jaren zal stellen. Uiteraard zullen die werkzaamheden worden gekoppeld aan de functies van de Raad.
 

5. De interne organisatie

Vraag:

a. Hoe staat het met de ontwikkeling van het platform, uit welke organisaties/instellingen of personen is het tot nu toe samengesteld?

Antwoord:
De platformgedachte wordt op dit moment in diverse overleggen ter discussie gesteld. Over het algemeen wordt er zeer positief op gereageerd. De beleidswerkgroep zal in september over de samenstelling een aanbeveling doen aan het bestuur. De Raad wordt een platform van mensen die betrokken zijn bij, of affiniteit hebben met een van de drie welzijnsterreinen die de Kaderwet Welzijn onderscheidt, t.w. Zorg, Educatie, Recreatie.
In een nadere memorie van antwoord bij Voortgangsverslag 4 over de ontwikkeling van de Kaderwet onderscheidt de minister in deze drie terreinen:

  • gezondheidszorg, geestelijke gezondheidszorg,
  • onderwijs, sociaal-cultureel werk, professionele kunsten, cultuur- & natuurbehoud, sport, openluchtrecreatie/recreatiewerk, ontmoetings- & sociëteitswerk, verenigingswerk,
  • justitiële & sociale zorg en maatschappelijke dienstverlening.

Meer dan 120 werksoortinstellingen bewegen zich in deze 14 subcategorieën. Naast de drie welzijnsterreinen zoekt de Raad ook nog personen uit de woon- & werksfeer.
 

b. Hoeveel werkgroepen zijn er gevormd, hoe is de samenstelling en wat is het onderwerp dat ze behandelen?

Antwoord:
In de onder vraag 4 genoemde overzichten staat een aantal werkgroepen genoemd waarin de Raad zitting heeft. Het is op dit moment nog niet zo ver, dat er al werkgroepen zijn gevormd binnen de nieuwe opzet. Bij vraag 2 zijn een aantal mogelijk snel te starten werkgroepen/projecten genoemd.
 

c. Hoeveel klankbordgroepen zijn er gevormd en hoe is de samenstelling?

Antwoord:
Klankbordgroepen veronderstellen een zekere bekendheid van de Raad. Deze heeft zich het afgelopen jaar positief ontwikkeld. Ongetwijfeld hebben daar de discussies over de Perspectievennota en het uitbrengen van brochures als:

"Wonen is een recht"
“Categoriale aandacht voor jeugd en jongeren op lokaal beleidsniveau”,
en de informatieve poster over medezeggenschapsraden,

naast de genoemde werkzaamheden toe bijgedragen.
Dat betekent, dat er wat directer gewerkt kan gaan worden aan het ontwikkelen van klankbordgroepen. Mogelijk gaan lokale jeugdraden hierin een grote rol spelen.
 

d. Wat is de grondslag waarop de verschillende onderdelen van de Raad worden bemenst?

Antwoord:
Op dit moment wordt aan hetzelfde uitgangspunt gedacht als de Provincie heeft gehanteerd voor de adviescommissies:
Mensen uit de kring van betrokken organisaties zonder last of ruggespraak en andere deskundigen.
 

e. Wat is de frequentie van samenkomst van de verschillende eenheden binnen de Jeugdraad?
f. Is er sprake van een bepaalde bevoegdhedenverdeling over de verschillende eenheden, zo ja, welke?
g. Welke werkwijze wordt door de Jeugdraad gehanteerd; de manier van consensusvorming of meerderheid van besluit via stemming?

Antwoord:
Deze vragen zijn op dit moment hoogst actueel voor de Raad. De raadswerkgroep Beleid zal de Raad op 23 september een aantal voorstellen doen. De Raad zal zich daarover uitspreken. Het bestuur hoopt eind november met een definitief voorstel te komen, zowel ten aanzien van de organisatiestructuur van de Raad als met een beleidswerkplan voor de komende vier jaar.
Het bestuur hoopt voorts, met deze reactie op de vraagpuntennotitie voldoende antwoord gegeven te hebben op de vragen die naar aanleiding van de nota “Perspectieven” zijn ontstaan.

De Vraagpuntennotitie en deze bestuurlijke reactie zullen onderdeel zijn van de raadsvergadering op 23 september, welke gewijd zal zijn aan beleid en organisatie van de Raad voor de nabije toekomst.

 

Haarlem, 23 september 1982,
Het bestuur van de Raad voor Jeugd & Jongeren in de Provincie Noord-Holland.

C.H. van der Eijnden, (secretaris)

 

 

Op de Valreep

welzijnsnota 1988

argumenten voor beleid

 


Manhattan  Project  3.01
renergetic copyright 1998

NL  3022 BL 54   last update  14-09-2022 16:58
 
disclaimer   Q&A   contact