op de valreep

 

E:   KINDERCENTRA / PEUTERWERK.

1.   Omvang van het veld
2.   Doelstellingen
3.   Middelen
4.   Inhoud van het werk
5.   Doelgroepen
6.   Bereik
7.   Samenwerkingsverbanden & Overlegvormen
8.   Knelpunten
9.   Toekomstvisie
10. Regionalisatie
11. Problemen van / voor jongeren
12. Algemene conclusies categorie E


1.    Omvang van het veld.

E1.  Noordhollands Overleg Kindercentra (NOK).
E2.  Regionale werkgroep Kindercentrawerk Noord-Holland Noord. (RWK-NHN)
E3.  RWK Noord-Kennemerland (RWK-NK)
E4.  RWK Zuid-Kennemerland (RWK-ZK)
E5.  RWK Haarlemmermeer (RWK-HM)
E6.  Stichting Kindercentra Amstelland en Meerlanden (SKAM)
E7.  RWK Zaanstreek (RWK-ZS)
E8.  RWK Amstelveen (RWK-AV)
E9.  Wesfriese Werkgemeenschap Kindercentra (WWK)
E10. Werkgroep Kindercentra Waterland (WKW)
E11. Werkgroep Gooi- & Vechtstreek (WGV)

Van bovenstaande organisaties hebben alleen E1, 5, 6 en E9 rechtspersoonlijkheid.
Alle overige zijn werkgroepen.
Geen van alle maakt deel uit van een grotere organisatie.
E 8 heeft geen enquête ingevuld,
E11 valt buiten onderzoek.


2.   Doelstellingen

E1: richt zich op het bevorderen van de ontwikkeling en instandhouding van het kindercentrawerk in de gehele provincie, uitgezonderd Amsterdam.
E2, 3, 4, 6, 9 en 10 ondersteunen kindercentra in regionaal verband. Alle bieden ondersteuning en belangenbehartiging t.b.v. het kindercentra-werk.
E1, 2 en 6 geven in hun doelstelling nadrukkelijker aan bezig te zijn met kwaliteitsverbetering.
E5: geeft aan het bevorderen van de ontwikkeling van jonge kinderen door hen in groepsverband samen te brengen met deskundige leiding.

De regionale werkgroepen verwezenlijken hun doelstelling o.a. door aansluiting bij het NOK, door het zelf organiseren van informatiebijeenkomsten, cursussen voor leidsters en vrijwilligers en soms het uitbrengen van een infoblad.

Het NOK beschikt als enige organisatie over beroepskrachten, die steun verlenen aan de regionale werkgroepen m.b.t. het begeleiden van besturen, beroepskrachten en vrijwilligers.

E9 neemt een uitzonderingspositie in. Zij wenst niet beschouwd te worden als een afdeling van het NOK, maar als een zelfstandig rechtspersoon die de belangen van 35 aangesloten instellingen behartigt.
E5 vermeldt geen aansluiting bij het NOK.


3.    Middelen

3.1  Personeel
E1. heeft twee parttime stafleden met elk 20 uur per week.
De overige organisaties hebben geen personeel in dienst.

3.2  Vrijwilligers
E1 geeft aan geen vrijwilligers te hebben.
Zij rekenen hun bestuur van 15 vrijwilligers hier niet toe.

De overige organisaties hebben vrijwilligers voor de werkgroepen. Het aantal varieert van 8 tot 10.

Karakteristiek voor de regionale werkgroepen is, dat de vrijwilligers zich richten op de ondersteuning van de plaatselijke kindercentra.
Dit geldt niet voor E1, daar worden de werkzaamheden door beroepskrachten verricht.

3.3  Financiën
De provincie heeft alleen bij E1 een bijdrage geleverd in de subsidiëring met ingang van 1980. Tussen 1979 en 1980 zien we ook bij E1 een verdubbeling van middelen.

De overige instellingen bewegen zich ook financieel op een ander niveau dan E1. Er is niet of nauwelijks sprake van overheidsbemoeienis. Alleen daar waar een specifieke regeling is toegepast, heeft de overheid subsidies verstrekt.


4.   Inhoud van het werk

Alleen E1 claimt een 100% steunfunctie, welke door de beroepskrachten wordt uitgevoerd.
E2, 3, 4, 9 en 10 verrichten hun steunfunctiewerkzaamheden uitsluitend met vrijwilligers.
E6 houdt zich volgens opgave in mindere mate met de steunfunctie bezig (20%) en meer (80%) met ondersteuning.
E7 houdt zich volgens opgave volledig met ondersteuning bezig.
E5 geeft geen antwoorden op betreffende vragen.

Met betrekking tot de steunfunctie-elementen kan worden opgemerkt, dat er nauwelijks een algemene lijn is aan te geven. Zo besteedt E1 50% van de tijd aan begeleiding, tegenover E1 en E9 respectievelijk 1% en 5%.

E1 vervult een duidelijke steunfunctie, hoewel niet altijd helder is of en hoe sommige functies worden uitgeoefend (Onderzoek & studie en bemiddeling).

De overige regionale organisaties functioneren niet of nauwelijks als steunorganisaties, maar verrichten voornamelijk taken in het kader van de dienstverlening.
E9 pretendeert hierop een uitzondering te zijn, maar geeft aan de functie niet los van het NOK te kunnen vervullen, wegens gebrek aan menskracht.

De relatie tussen de werkgroepen en het NOK is niet duidelijk. Het komt niet goed naar voren of de steunwerkzaamheden voornamelijk of uitsluitend op de werkgroepen zijn gericht, of ook op de plaatselijke peuterspeelzalen.

E1, 2, 3, 5, 9 en 10 doen geen opgave van sociaal-culturele activiteiten.

E6, 7 en 10 geven een aantal activiteiten op als: thema-avonden, cursussen, info-magazine en advisering van besturen en leidsters.
Activiteiten die door de andere organisaties onder steunfunctie werd genoemd.

 

5.  Doelgroepen

De doelgroep van E1 bestaat uit centra in negen regio's. Zoals reeds gemeld in het vorige onderdeel is niet duidelijk in hoeverre E1 steun geeft aan afzonderlijke speelzalen.

E 1.  ondersteunt 45 kindercentra
E 3.  heeft geen opgave
E 4.  ondersteunt 80 peuterspeelzalen
E 5.  geen opgave
E 6.  begeleidt alle peuterspeelzalen in de regio
E 7   geen opgave
E 9.  richt zich op mogelijk 31 centra (onduidelijk ingevuld)
E10. geeft "alle centra" op.


6.   Het bereik

6.1.  Gerichtheid op werksoorten
E1, 6, 7, 9 en 10 geven aan voor 100% op peuterwerk gericht te zijn.
E2 en E4 geven aan zich daarnaast zich te richten op Vorming- en Ontwikkelingswerk, Opbouwwerk en Emancipatiewerk.
E3 en E5 blijven het antwoord schuldig.

6.2 Het werf- en werkgebied.
E 1. Richt zich op alle regio's in Noord-Holland, exclusief Amsterdam met dien verstande, dat de steunfunctie voor regio 't Gooi wordt verricht door de Utrechtse organisatie POKU.
Niet duidelijk is of de provincie Noord-Holland POKU een financiële bijdrage levert.

E 2. Alle gemeenten in de kop van Noord-Holland.
E 3. De regio Noord-Kennemerland en IJmond, uitgezonderd de plaatsen Graft-De Rijp, Beverwijk, Heemskerk en Velsen.
E 4. Regio's IJmond en Zuid-Kennemerland, waarin de IJmond alleen de gemeente Velsen wordt besteund.
E 5. Heeft als werkgebied de Haarlemmermeer. Onduidelijk is de relatie met E6.
E 6. Heeft als werkgebied de Amstel- & Meerlanden, uitgezonderd de plaatsen Amstelveen en Haarlemmermeer. Zij vragen zich af waar Diemen toehoort.
E 7. Richt zich op de Zaanstreek, maar werkt ook te Wormer.
E 9. Komt in alle plaatsen van West-Friesland.
E10. Richt zich op Waterland en komt in alle plaatsen, waardoor Wormer dus dubbel besteund wordt.

Verschillen tussen werf- en werkgebied geven de volgende opmerkingen:
Graft-De Rijp voelt zich volgens opgave van E3 meer betrokken bij Waterland.
E10 geeft echter niet aan ook in Graft en De Rijp te komen.
De plaatsen Beverwijk en Heemskerk worden noch door E3, noch door E4 bereikt.

Alle overige organisaties bevestigen die mening en geven eveneens het gebrek aan menskracht en middelen aan als oorzaak.


7.   Samenwerkingsverbanden & Overlegvormen

E1. Overleg met Raad voor Kinderopvang, POKU & K&O.
E2. Niets vermeld.
E3. Samenwerking met NOK en WKM. Geen overleg.
E4. Geen samenwerking. Overleg met Stichting Welzijn Haarlem.
E5. Geen opgave.
E6. Samenwerking met NOK en SSOM. Geen overleg.
E7. Samenwerking noch overleg.
E9. Samenwerking met Welzijnsberaad. MOB, Bureau preventie te Hoorn, Kreativiteitscentrum, NOK en WKN.
E10. Samenwerking met WKN, K&O, SJJ-Waterland. Overleg SJJ-Waterland en ISW-Waterlandsraad.


8.  Knelpunten

E 1. Grote behoefte aan personeelsuitbreiding. - overstelpend aantal hulpvragen - ontwikkelingen rond rijksbijdrageregelingen  - behoefte aan kadervorming.
E 3. Begrotingstekort van 5.300,00. Bovendien kunnen een aantal programma's niet worden uitgevoerd.
E 4. Behoefte aan deskundige steun m.b.t. samenwerkingsprocessen, kadervorming, documentatie, informatie, onderzoek en studie en belangenbehartiging.
E 9. Penibele situatie van kindercentra en de onzekere rechtspositie van het personeel is een knelpunt. Daarnaast is er een groot tekort aan kinderopvangmogelijkheden.
E10. De 8 uur beroepsmatige ondersteuning van het NOK is te weinig om de behoefte te dekken.

Alle instellingen hebben een noodkreet gemeen: Uitbreiding van menskracht en middelen.


9.  Toekomstvisie

E 1. Personeelsuitbreiding om het werk beter te laten verlopen.
E 4. Scheppen van een overlegsituatie op subregionaal niveau en opiniepeiling inzake de wenselijkheid van onderwijsgerichte en sociaal-culturele kindercentra.
E 5. Binnenkort halve dagopvang. Oprichten van federatie voor dagverblijf, speciaalwerk en naschoolse opvang.
E 6. Ontwikkelen intensievere en optimalere werkvervulling.
E 7. Uitbouw van mogelijkheden.
E 9. Naast voorzichtig huidige werk extra aandacht voor belangenbehartiging, onderzoek en studie.
E10. Door intensivering samenwerking NOK, S&O meer mogelijkheden scheppen voor eigen ondersteuningswerk. Bevorderen dat het kindercentrawerk een basisvoorziening wordt. Problemen van het werk in zijn maatschappelijke context plaatsen en verduidelijken.


10. REGI0NALISATIE
11. PROBLEMEN VAN / VOOR JONGEREN

Vragen met betrekking tot de twee bovengenoemde onderdelen zijn niet of nauwelijks beantwoord.

12.  Algemene conclusies

E1 is een duidelijke steunorganisatie met een provinciaal karakter. Op basis van een voor gezinszorg geldende regeling ontvangt E1 voor een deel subsidie van het rijk (plusminus 30%)

De overige instellingen hebben allen een regionaal karakter en zijn nog volop in ontwikkeling.
De indruk is, dat deze zich van een dienstverlenend, ondersteunend lichaam willen ontwikkelen tot zelfstandig, regionaal steunorgaan.


AANVULLING  CATEGORIE  E.

Tijdens de hearing heeft E11, Werkgroep Gooi- & Vechtstreek, informatie verstrekt.
De organisatie was buiten het onderzoek gevallen, omdat ze niet op de lijsten voorkwam, hetgeen uit de verstrekte informatie begrijpelijk werd.

Utrecht betaalt al jaren het POKU, het Provinciaal Overleg Kindercentra Utrecht, een zusterorganisatie van het NOK, voor de begeleiding van het peuterspeelzaalwerk in het Gooi, dat zich met de "Vechtstreek" heeft georganiseerd tot een regionale werkgroep.
Zowel de geografische situatie als de historische ontwikkeling hebben geleid tot een grote betrokkenheid met en gerichtheid op het POKU.
De consulenten van het POKU ondersteunen vrijwilligers die op hun beurt kindercentra ondersteunen. Het werk heeft zich in een zodanige betrokkenheid ontwikkeld, dat 't Gooi niet voelt voor aansluiting bij het NOK.
Ook pleit men, evenals E1, voor onderbrenging onder de RBR-scw.