Het poppenspel

Zoals de aarde ons haar geheimen heeft prijsgegeven
door fossielen in zich op te nemen,
zo herkennen wij de mens aan de poppen
die hij door de tijd heen gemaakt heeft.

Daarom deze scriptie,
in tien aspecten en een
epiloog:
 


1.  de pop in de loop der geschiedenis
2.  de vrijbuiter 
3.  het grote verval 
4.  onze jan klaassen 
5.  de poesjes 
6.  de grote omwenteling
7.  literair poppenspel in nederland
8.  de vernieuwing van het marionettenspel
9.  pedagogisch poppenspel 
10. herleving van de altaarspelen



1. DE POP IN DE LOOP DER GESCHIEDENIS.

De pop is zo oud als de mens. Immers, als we terugwandelen in de geschiedenis, komen we poppen tegen vóórdat er nog maar enige sprake is van cultuurcentra zoals we die later vinden in China, Egypte of Mesopotamië. Van die oudste perioden in de poppenhistorie is echter bar weinig bekend. Uit opgravingen weet men, dat de pop ook toen al een rol vervulde in erediensten en rituelen evenals tegenwoordig nog gebeurt bij sommige "primitieve" volkeren.

Dit is het enige wat we omtrent een mogelijk begin van het poppenspel weten.
Ongeveer 3000 jaar geleden ontstaat het Chinees schimmenspel met poppen van gekleurd perkament; het Egyptisch spel met poppen die door middel van ijzeren staafjes werden bewogen en het wereldvermaarde Wajangspel. In dit spel leefde en leeft de Oosterse mens zijn diepste mystiek uit. Nu nog worden er oude volksverhalen vertolkt die doorweven zijn met religieuze elementen.
De marionetten stammen uit het oude Rome. Ze zijn geïnspireerd op de Chinese schimmen en de Griekse en Egyptische staafpoppen.
De handpop is ontstaan uit de stok- en snaarpopppen. Bij het woord ‘handpop’ is men geneigd te denken aan de volkspop nummer 1: Jan Klaassen. Er zijn echter, gelukkig ook vele handpoppen "van den bloede".


2. DE VRIJBUITER.

Het is opvallend, dat de geschiedenis vanaf het begin der jaartelling altijd opgehangen wordt aan die komische pop. Waarschijnlijk gebeurt dit, omdat deze pop de meest opvallende is. Van haar, de Nederlandse grammatica ten spijt kunnen we misschien beter van ‘hij’ spreken, geeft Rico Bulthuis de volgende definitie:
"Het zijn de rebellen van de ernstige spelen die, hoewel ze er aanvankelijk niet in thuis hoorden, hoe langer hoe meer invloed kregen."
Meestal kunnen deze poppen ook niet terugzien op een roemrijk voorgeslacht. Ze zijn namelijk vaak nabootsingen van komedianten of bekende kluchtspelers. Een van de eersten die op deze manier door het poppenspel onsterfelijk werd, is de gebochelde Vidusaka uit India. Als pop is hij de voorvader van Semar die, tussen de bedrijven van de ernstige, religieuze schimmenspelen door, optrad als tovenaar. Ook is hij de stamvader van Karagöz, een onbeschaafde Turks-Egyptische pop, die leefde van boert en jokkernij. Hem valt de weinig eervolle onderscheiding ten deel, voorloper te zijn van de latere Europese poppenkastpop zoals Jan Klaasen, Punch en consorten.
Een soortgelijke pop ontstaat er in het oude Rome als afbeelding van de humorist Maccus.
Deze twee zijn de enige, die voor zover ik weet, nu nog met name bekend zijn. Er zijn er ongetwijfeld meer geweest, maar Karagöz en Maccus hebben toch de meeste invloed uitgeoefend op het verdere verloop van de poppengeschiedenis. Zij waren het begin van het grote verval.
Op Maccus na waren de Romeinse poppen aanvankelijk "heilige" poppen die in het begin klassieke drama’s opvoerden en later rond het altaar in de oude roomse kerken bijbelse verhalen uitbeeldden. Op het Concilie van Trente wordt dit echter verboden. Dit is de tweede grote oorzaak van het verval. Immers, verbannen uit de kerk, vallen de poppen in handen van straatmuzikanten. In deze tijd zijn er verschillende Italiaanse steden straatcomedies die op o.a. markten en feesten kluchten opvoeren. Deze groepen zijn in de geschiedenis van het toneel, ballet en poppenspel bekend als "Commedia dell Arte."
Er waren vaak beroemde toneelspelers aan verbonden. Deze lieten zich, zoals we vroeger ook al zagen gebeuren, uitbeelden als marionet.

Eén van hen was Burattino. Hij was zo bekend, dat de poppen toen de naam ‘Burattini" kregen. De naam marionet komt pas in 1600 naar voren. Die naam zou "kleine Maria" betekenen.
In het verdere verloop van de poppengeschiedenis neemt Venetië een grote plaats in. De verspreiding van het poppenspel begon namelijk vanuit die stad. Venetië was omstreeks 1200 al het trefpunt van poppenspelers uit alle delen van Europa. Hier kwamen ook de zigeuners uit Oost-Europa met hun sterk door Karagöz beïnvloede poppen en de leden van de Commedia dell’Arte met hun harlekinades.
Hier zien we, versterkt door het kerkelijk verbod, het begin van de ontwikkeling tot kermisspel.

Hierdoor kreeg ook ieder land zijn nationale marionet,
zoals
Nederland zijn "Pickelhering"
Engeland "Jack Pudding",
Frankrijk "Jean Potage",
Italie zijn "Signor Maccaronia"
Duitsland "Hans Wurst".

Het is opvallend,
dat al deze poppen genoemd zijn naar gerechten
waar het betreffende land beroemd om is.

Later kregen ze de namen van beroemde Italiaanse poppenhelden. De meest gevierde pop is ongetwijfeld Pulchinelo. Zijn naam leeft nog voort als "Punch"in Engeland, "Pulchinelle"in Frankrijk en wie kent niet de Vlaamse "Poesjenel"?
Ook buiten Venetië om zijn er poppen bekend geworden. Deze zijn door rondtrekkende artiesten en theaterspelers over heel Europa verspreid. Die poppen hebben natuurlijk wel iets te maken met Maccus of Vidusaka; dat hebben ze in feite allemaal na die begintijd.
In een Londens museum is in een Vlaams manuscript de afbeelding te zien van een poppenkast uit 1338. Dit is voor zover bekend de oudste West-Europese afbeelding van een poppenkast.
In ons land verscheen er een groepje handpoppenspelers in 1363 om aan het hof van hertog Jan Blois te Dordrecht heldendrama’s op te voeren. Dit is tweehonderd jaar vóór het kerkelijk verbod rond 1550.

Hoewel we weten dat er veel legenden, minstreelverhalen en heldensagen vertoond werden, weten we toch niets van de middeleeuwse voorstellingen af. Er is geen stuk bewaard gebleven. Waarschijnlijk hadden de toenmalige stukken geen degelijke inhoud. (zie bv. de Buskenblaser, dat op zich aan Jan en Katrijn doet denken, maar wel tot de "sotterniën" gerekend werd) We moeten bovendien niet vergeten dat de ‘schrijfconste’ praktisch alleen monniken was voorbehouden. Deze hadden het echter te druk met het bestuderen en overschrijven van oude boeken en konden hooguit af en toe in de marge iets kwijt over hun diepere gemoed.


3. HET VERVAL..

Toen de poppen door een kerkelijk verbod (Concilie van Trente 1551) in handen vielen van de Commedia dell’ Arte en rondtrekkende circus- en theaterartiesten, verwaterde het poppenspel meer en meer.
Enerzijds voerde men met de zo deftige poppen platvloerse en banale stukken op; anderzijds zag men die mogelijkheden niet meer die juist in het poppenspel besloten liggen.
De poppen werden mensen in het klein en  het spel werd een zo perfect mogelijke imitatie van het grote theater. De poppenspelers vonden er voldoening in, deze onkunstige imitatie tot in het uiterste door te voeren. Hiermee verliest het spel eigenlijk zijn waarde. Immers, het poppenspel is een aparte kunstvorm. Het is juist zo mooi, omdat er meer mogelijkheden in zitten dan in het toneelspel. Wat de poppen ook doen, het is allemaal geloofwaardig.
Het woord 'poppen' omvat bovendien alles wat in het theater te zien is zoals: mensen, maskers, handen, voorwerpen, abstracties etc.
Poppen kunnen doen wat acteurs nooit zouden kunnen doen en toch zijn ze ‘echt’. Dit heeft men lange tijd (en soms nu nog) niet begrepen. De marionetten werden showpoppen die ‘o, zo leuk’ toneelspelletjes opvoerden en ‘zo schattig’ konden dansen. Er zat echter geen leven in. Met de handpoppen was het nog erger. Zij dienden voor het volksvermaak. In hun spel werd gevloekt, gedronken en gevochten. Hoe platter de taal was, hoe mooier het publiek het vond. Deze miserabele toestanden hebben lang geduurd. Het lijkt er zelf wel eens op of we hier nog niet helemaal bovenuit gegroeid zijn.

Rond 1900 bereikte het poppenspel echter zijn "point of return". 
In de negentiende eeuw waren er al een paar voorlopers, waaronder George Sand. De poppen gingen nu weer over in handen van kunstenaars. Ze beleefden een wedergeboorte. Vóór die tijd is ons land echter een pop rijk geworden, die onze Pickelhering in het vergeethoekje heeft geduwd: de veel omstreden Jan Klaasen.
 

4. "ONZE  JAN KLAASSEN"

Wie is die rare snuiter, die het zover geschopt heeft, dat hij min of meer het pars pro toto van het Nederlandse poppenspel geworden is? Is het niet zo, dat men over het algemeen onmiddellijk aan Jan Klaassen denkt als er over poppen gesproken wordt? Er zijn vele verhalen omtrent Jan in omloop. Hij blijft echter een historisch raadsel. Waarschijnlijk is het een samenvoeging van verschillende feiten die "onze Jan" gemaakt hebben.

  • Het verhaal van de poppenkastbaas, die beweert een nakomeling van de heer Klaassen te zijn, kunnen we sowieso uitschakelen. Deze man vertelde dat zijn voorvader de echte Jan was en dat hij in Amsterdam zijn huiselijk leed vertoonde in de poppenkast.
     
  • Een betrouwbaar pad gaat terug naar Thomas Asselyn. Deze schreef in 1682 "Jan Claesz of de Gewaande Dienstmaagt". Dit stuk werd door de overheid verboden vanwege zijn fel-satirische inslag. Jan doet zich voor als dienstmaagd bij een familie die hij niet meer mag bezoeken omdat dochter Saartje verliefd op hem is. Zo is hij toch in staat, de stede met haar te delen.
    Poppenspelers zouden toen de naam Jan Claesz hebben overgenomen, waarschijnlijk vanwege diens naambekendheid.
     
  • Volgens een ander verhaal is het de linnenwever Jan Claassen uit de Anjelierstraat in de Jordaan. In 1686 trouwde deze Jan met Catharina Pieters.
    Het was een zeer ongelukkig huwelijk; de Amsterdamse bevolking was er getuige van dat het meubilair tijdens één van de echtelijke ruzies naar buiten gesmeten werd, want Catherina was "in dronkenschap verloopende ende in separate huishoudinghe leevende." In 1706 werd het scheidingsproces gehouden tot groot vermaak van de Amsterdammers, voor wie zij zich onsterfelijk -belachelijk- hadden gemaakt.
     
  • Er is nog een mogelijkheid.
    Jan Klaassen zou in 1662 ontstaan zijn in de poppenkast. Door een of andere "genieuze" inval bij een spullenbaas zou Jan ineens gemaakt zijn. In die tijd echter is nog helemaal geen sprake van het verboden toneelstuk van Thomas Asselyn. Dit werd pas in 1685 door de burgemeester van Amsterdam voor openbare vertoning verboden. De Jan Klaassen uit de Anjelierenstraat was toen hoogstens een klein peutertje; hij trouwde eerst in 1686. Volgens deze bron dus ontstond Jan buiten de twee andere Jannen om.
    Het poppenspel, waar deze Jan in optrad, was evenals het latere stuk van Thomas Asselyn, felsatirisch. De Mennisten werden er danig in bespot en verschillende mensen zoeken een verband tussen de dood en de ‘fijnen’; tussen de dood en de Italiaanse harlekijn.

Het is een opvallend feit, dat in later verschenen tekstboekjes en op vele prenten "Jan Klaassen" uitdrukkingen en stopwoorden gebruikt uit het toneelspel van Thomas Asselyn.
Als het verhaal van Jan uit 1662 waar is, dan bestond er dus een zeer hechte band tussen deze Jan en de Jan van het latere toneelspel.
Het zou dan zelfs niet onmogelijk zijn, dat Thomas bij het zien van deze Jan geïnspireerd werd tot ‘zijn’ Jan, zoals Goethe werd geïnspireerd bij het zien van Faust in een poppenspel.

Al met al kunnen we dus van Jan het volgende zeggen:
Hij is ontstaan voor 1692 en werd mede door Thomas Asselyn en de Jan Claesen uit de Anjelierstraat , vooral in Amsterdam zeer bekend. Later werd hij een nationaal figuur.


5.  DE POESJES.

Op verschillende plaatsen vinden we nog overblijfselen van oude poppenspelen. Er zijn er in België b.v. de Poesjenellen. De vorige eeuw ontstond er een Poesjenellenkelder in Antwerpen. De stukken die daar werden opgevoerd waren typisch Vlaams. Er is echter een grote overeenkomst tussen Vlaamse poesjes, de oud Italiaanse kerkspelen en de Siciliaanse marionettenspelen, wat betreft de vorm, de methode en de techniek. Het zijn over het algemeen vrij grote, primitief gesneden poppen met een heel eenvoudig bewegingstechniekje. 
Boven in de kop is een kram geslagen, waaraan een stukje ijzerdraad zit. Soms lopen er draden naar een, of naar beide armen. De bewegingen blijven echter gebrekkig. Dit wordt echter opgevangen door een pittig spel, vol spanning, humor en zware dramatiek. Het is helaas wel een beetje plat en boers. Het spel doet denken aan de ruwe volksspelen uit de tijd van het verval.


6.  ‘DE GROTE OMWENTELING

Het literaire Poppenspel.
Het hedendaagse poppenspel is ontstaan uit de repertoire–verschuiving die is begonnen vanaf het ogenblik dat de Franse barones Dudevant-Dupin (1804-1876), op het idee kwam een reeks parodieën te schrijven voor de handpop.
Ze schreef ze voor de vele gasten die ze in haar landhuis ontving.
Het Franse poppenspel, dat in die tijd zeer populair was maar niettegenstaande mensen als o.a. Laurent Mourget geen behoorlijk repertoire had kunnen ontwikkelen, kreeg zo een literair karakter. Als George Sand schreef de barones de stukken samen met haar zoon Maurice, die later de leiding nam van het Theatre des Amis waar hij tot 1889 triomfen vierde.
Rond deze tijd vierde ook het schimmenspel in Frankrijk hoogtij. Vooral door de geniale Henri Rivière, die in "Du Chat Noir"zijn schaduwen vertoonde. Het gevolg hiervan was, dat er in Frankrijk vele literaire en moderne poppenspelen ontstonden, onder leiding van dichters, schilders en musici als o.a. Duranty, De Neuville en Signoret.
Ook in Duitsland zien we een verandering optreden in het spel. Hier moet vooral de edelman Franz Graf Pocci genoemd worden. Deze verrichte in samenwerking met de Munchener "pappa" Schmid de Kasperl van de jaarmarkt met een repertoire, waaruit de hedendaagse poppenspelers nog altijd kunnen putten.

Zo zijn we rond 1900 over het dode punt. De poppen komen nu weer in handen van kunstenaars.
De grote vernieuwer en herontdekker van het poppenspel is Richard Teschner geweest. Hij liet de traditie varen en benutte iedere mogelijkheid. Mogelijkheden waaraan het poppenspel zo rijk is, maar die men nooit heeft willen zien. In het begin experimenteerde Teschner met wajangpoppen die hij in Den Haag had opgeduikeld.
Later, omstreeks 1912, ontwierp hij een aantal fijnzinnige droomspelen voor zijn Weense stokpoppen. Hiermee begon hij zijn Figurenspiegel te vertonen met uiterst verfijnde poppen, geprojecteerde decors en ongelooflijke mooie sprookjes.
Hij heeft gelukkig weinig navolgers gehad; wel werden er velen door hem geïnspireerd, zoals Sophie Taeuber uit Zürich. Zij experimenteerde met marionetten van kralen, klosjes, papier en veren.
Yves Joly deed het met handschoenen aan. Hij vertoonde een liefdesdrama met wandelstokken en een misdadig verhaal met stukken papier.
Een van de poppenspelers, die het spel wist te vernieuwen en in oorspronkelijke banen te leiden, is de overbekende Russische professor Serge Obrastzov.
Hij is in Rusland een nationale bekendheid. In Moskou heeft hij sinds 1931 een theater met een capaciteit van 400 toeschouwers. Zijn spel is van een zeer hoogstaand peil. Obrastzov weet alle mogelijkheden op meesterlijke wijze uit te buiten. Met zijn theater, het grootste ter wereld (er waren meer dan tweehonderd mensen aan verbonden), maakt hij tournees naar alle werelddelen.


7.  HET  LITERAIR  SPEL  IN  NEDERLAND.

In ons land volgden de marionettisten aanvankelijk nog de weg van het oude theater. Een zeer populair figuur was Henri Nollens, een ex-onderwijzer, die rond 1900 met Speenhof samenwerkte. Zijn bekendheid heeft hij vooral te danken aan zijn radio-poppen-voorstellingen vanuit het Scheveningse Kurhaus. In deze dagen ontstond ook de mening dat poppenspel onkunstzinnig en marionettenspel hoogst artistiek was. Waarschijnlijk is dat gekomen omdat die tijd van de decoratieve kunst grote waardering had voor de ietwat sentimentele marionet. In het begin gaven alle marionettisten een goed programma, maar terwille van het van het publiek zakten zij al gauw af naar de imitatie van toneel en opera. Zodoende is Nederland lang achtergebleven.

Een belangrijke vooruitgang was de stichting van de "Larense Marionettenclub" door Herman Roelvink in 1920.
Hij is een bekend man in de toneelwereld, deze oud-leider van "Het Nederlands Toneel", ontdekker van Eduard Verkade als regisseur. Hij bestudeerde de Siciliaanse staafmethode, schreef verschillende spelen en gaf besloten voorstellingen. De tijd was echter niet gunstig voor marionetten, bovendien was Roelvink geen geboren poppenspeler.
Hij staakte dan ook spoedig zijn marionettenwerk. Evenzo verging het Pieter van Gelder, die op negerkunst geïnspireerde poppen maakte, naar het voorbeeld van Sophie Taeuber.
In 1923 opende Bert Brugman zijn marionettentheater in Amsterdam. Hij was de eerste die een groot marionettentheater bouwde en zich ook wist te handhaven. Tegenwoordig voert hij met stokpoppen opera’s op. Hij is ook zeer bekend geworden door de televisiespelen die hij heeft opgevoerd: o.a. Dappere Dodo, het eerste poppenspel op de Nederlandse televisie. Op 9 oktober 1964 nam hij afscheid van zijn theater. Vanwege zijn verdiensten is hij benoemd tot Ridder in de orde van Oranje Nassau. Tussen de beide wereldoorlogen, toen het praktisch iedereen mislukte een theater te stichten, heeft hij het ondanks de grootste moeilijkheden toch gered. Hij vernieuwde en perfectioneerde het theater en schiep een omvangrijk repertoire.

In 1933 begon Guido van Deth in Den Haag met handpoppen. In 1936 lukte het hem pas een eigen theater op te richten. Met Cia van Boorl behoort hij tot de grootmeesters van het handpoppenspel. Het was voor hen een zware opgave om hun repertoire, hun poppen, hun techniek en hun artistieke bedoelingen te verdedigen, omdat ze door een muur van vooroordeel moesten breken. 
Ze hadden niets om op te bouwen, het handpoppenspel was toentertijd helemaal inferieur, maar tegenwoordig worden ze toch overal erkend.
 

8.  DE  VERNIEUWING  VAN  HET MARIONETTENSPEL.

Deze vernieuwing is in Nederland tot stand gekomen door Feike Boschma.
In 1935 experimenteerde hij reeds op veertienjarige leeftijd met zijn wonderlijke karakteristieke poppen en marionetten. 
Zijn poppen zijn zeer knap in elkaar gezet. Je voelt ze, zodra je ze ziet.
Feike weet wel met een lapje of een propje een fascinerend spel te geven. 
Een spel dat volkomen ontstaat door vrije expressie. Hij is de man van de subtiele bewegingen, die meer met aanduidingen dan met realiteiten werkt.
Hij zoekt het nooit in een overdreven techniek, maar in vereenzelving met het wezen van het poppenspel. 
Zijn spel is vaak vol ontroerende humor. Behalve marionetten gebruikt hij ook stokpoppen, handpoppen en voorwerpen die in zijn handen direct beginnen te leven.
Hij is echter niet té experimenteel.


9.  HET  PEDAGOGISCH SPEL.

Er bestaat een groot verschil tussen poppentheater en poppenspel. De techniek buiten beschouwing gelaten is de eerste altijd een vorm van toneelspel. Men vergelijke hiervoor b.v. Bert Brugman’s Poppentheater met het poppenspel van Cis van Boert.
Poppenspel betekent meestal handpoppenspel, waarbij de speler zich steeds vereenzelvigt met de poppen. Hij is zijn eigen voor- en tegenstander. Hij is èn Jan Klaassen èn Katrijn en beiden voor 100%.

Als we kinderen met handpoppen laten spelen, kiezen ze altijd twee rivalen uit: een heks en een fee, een ridder en een rover, Jan en Katrijn. De poppenkast is hèt middel om geremde kinderen los te laten komen. (Dit geldt overigens ook voor volwassenen, zoals we met onze leraar Duits op Hertenduin ervaren hebben).
Het stimuleert ook de zelfwerkzaamheid en is een prachtig medium om verschillende lessen aanschouwelijk en kunstzinnig uit te beelden. Het brengt bovendien jonge mensen dichter tot de cultuur. In het moderne onderwijs zou het poppenspel dan ook een belangrijke functie moeten vervullen. De laatste tijd groeit de belangstelling van de scholen wel, maar het is eigenlijk nog steeds te weinig. Daarbij loop je dan nog de kans een grote fout te maken. Want, hoewel veel kleuterleidsters en onderwijzers een ‘pedagogisch verantwoord spel’ voor hun kinderen denken te spelen, zijn er in dit opzicht nog vele misverstanden. Het is n.l. niet zo eenvoudig als ze wel denken.
Schoolmeesters in de poppenkast zijn, denk ik, veelal erger dan een dominee in een cabaret. Het is de vraag of het nog enig nut heeft. Het heeft niet de minste zin Jan Klaasen te laten zeggen dat je verkeer van rechts voorrang moet geven en bij rood licht moet stoppen. Enerzijds belemmert het spel de opname van kennis, anderzijds bederft de ingevoegde kennis het spel.
Bovendien is het niet de aard van Jan Klaassen! Immers, eerst was hij de ruwe, onbehouwen Jan die lak had aan alles wat in de verste verte leek op goede deugden, orde en gezag, maar tegenwoordig is hij de sociaal bewuste mens, vol maatschappelijke deugden en een en al ordelijkheid. We rennen zo van het ene in het andere uiterste.
Het poppenspel is een vorm van kleinkunst. Het is onze taak de jeugd vertrouwd te maken met deze vorm van kunst. De speler die deze taak op zich neemt, moet daarom bekwaam zijn in deze kunst. Hij moet het spel beheersen en gevoel hebben voor aankleding, decorbouw en belichting. 
Hij moet zich verdiepen in de psyche van het kind, het kind in zichzelf hervinden.


10.  DE  HERLEVING  VAN  DE  ALTAARSPELEN.

Zoals we reeds gezien hebben, werd door het college van bisschoppen, bijeengeroepen in het concilie van Trente, de ban uitgesproken over de pop. Hij werd de kerk uitgezet. Waarom? Waarschijnlijk om dezelfde reden die men nu heeft voor het laten verdwijnen van veel beelden. Trente was een duidelijke reactie op de "Reformatie" van het christendom, dat in de ogen van veel nuchtere Noord-Europeanen door Rome verworden was tot een Pontifex Maximus Theater, dat Jezus van Nazareth, de grondlegger van die religie, niet voor ogen had bij zijn "Bergrede". Met een "Contra-Reformatie" wilde het Vaticaan proberen zijn verloren gezag terug te winnen. Wellicht werd daarom het poppenspel in de kerken verboden. Er was kort daarvoor een heftige "beeldenstorm" uitgebroken, waarbij in grote delen van Noord-Europa beelden en schilderijen waren vernietigd. Afbeeldingen waren volgens de Protestanten al vanaf Mozes (de 10 geboden) verboden.
Men hield zich echter niet overal aan dit verbod. Het is bekend, dat het marionettenspel in Frankrijk tot in de 17e eeuw gehandhaafd bleef; in de Jacobuskerk in Dieppe speelden poppen en mensen op Maria hemelvaart tot het jaar 1647. Dan schijnt het religieuze spel voorgoed uitgestorven.
Nu echter, in de tijd dat de kerk ook haar gestorven taak, cultuurverspreiding, weer nieuw leven inblaast door o.a. het verzorgen van toneelspelen in de kerk, nu verschijnt ook ineens weer het altaarspel. De grote man hiervan is Jan Nelissen, die in de poppenwereld bekendheid geniet door het oprichten van een poesjenellenkelder in Maastricht, later overgenomen door Pieke Dassen, en die nu een poppentheater heeft in Amstelveen.
In samenwerking met de pastoor en de kapelaan van de Augustinuskerk in Amsterdam ontwierp hij een passiespel. Het spel werd opgevoerd met Feike Boschma en is gebaseerd op de oude altaarspelen. De taferelen zijn door statige muziek, zoals de klaagzangen van Jeremias en Koraalmuziek met elkaar verbonden.
Zal dit spel, gelijk vroeger weer een traditie worden? In ieder geval zijn de poppen weer terug op de plaats waar ze in de middeleeuwen na hoogtijdagen en bij allerlei kerkelijke plechtigheden hun spel vertoonden en waar ze historisch gezien ook horen. De pastoor op de preekstoel wordt in de volksmond wel 'ns de 'marionet van Rome' genoemd.


Epiloog.

Wat zou een leerling er van terechtbrengen zonder leermeester?
Mijn dank gaat dan ook uit naar de volgende personen, wier hulp mij onontbeerlijk was en bovendien zeer aangenaam.
Frater Herman Jozef, bibliothecaris van de Nederlandse vereniging van poppenspelers.
Rico Bulthuis, een op het gebied van poppenspel zeer actief auteur.
De Heer Kloeg, docent muziek en amateur-poppenspeler, die in zijn aanpandige garage een poppentheater heeft gebouwd, waarin hij als marionettenmeester opera's uitvoert .
Op de Pedagogische Academie kregen wij blokfluitles van hem en nodigde hij ons uit als er weer een generale repetitie was met zijn  opera-marionetten.

Bij het schrijven van deze scriptie is ‘volmaaktheid’ niet mijn doel geweest.
Dat acht ik bij een onderwerp als ‘poppenspel’ onmogelijk.
Immers, we kunnen dit niet beschouwen en benaderen gelijk we dit doen met een onderwerp als ‘Frans Hals’ of "Het Impressionisme".

Het poppenspel is geen afgerond geheel, waarvan we het begin en het eind kennen. Het was er bij het ochtendgloren van de mensheid en bevindt zich immer in de avondschemering voor morgen.

 

Jan van Hensbergen
Noordwijkerhout 1967



voor wie meer wil weten over poppenspel:
poppentheater siert v.d.berg 
annette dekker poppentheater
menspop-produkties 
nederlandse vereniging voor het poppenspel
het poppenspelmuseum.nl
met speciale sites voor onderwijs en bibliotheek
en natuurlijk rico bulthuis,
wiens boek uit 1966 inmiddels gedocplayed is


meer over gaingate & trybe ?

of onze informery met betrekking tot
heer bommel en tom poes, een uniek
poppenspel in stripvorm: un pays imaginaire,
met mogelijk, een museum voor
toonder in de meineszhood.

De scriptie, 1967
1e bijgewerkte versie 1998
2e bijgewerkte versie 2021
en een epiloog:

1.  de pop in de loop der geschiedenis 
2.  de vrijbuiter
3.  het grote verval
4.  onze jan klaassen
5.  de poesjes
6.  de grote omwenteling
7.  literair poppenspel in nederland
8.  de vernieuwing van het marionettenspel
9.  pedagogisch poppenspel
10. herleving van de altaarspelen

Manhattan  Project  3.01
NL  3022 BL 54  
disclaimer     Q&A       contact
last update 09-02-2023 17:26